We zijn in de Dutch Church het jaar begonnen met een feestelijke viering, met na afloop oliebollen en nieuwjaarswensen. En in die nieuwjaarsviering hoorden we het verhaal van Jezus’ doop uit het eerste hoofdstuk van Marcus. Heel toepasselijk eigenlijk, want dit jaar 2024 is volgens het leesrooster een Marcus jaar. We lezen het hele jaar de verhalen over Jezus uit zijn evangelie dat, anders dan bij Matteüs en Lucas, niet begint met het verhaal van de geboorte van Jezus, maar met zijn doop. Je zou kunnen zeggen dat voor Marcus het verhaal van Jezus pas echt begint met Jezus’ doop. Wanneer hij daar bij de Jordaan, kopje onder gaat, wordt hij de mens die wij als Messias hebben leren kennen.
Menswording
Ik vind dat een mooie gedachte. Op de zondagen van Epifanie vertelde ik hoe belangrijk dat verhaal van de doop is. Zo beschrijft de Groningse theoloog Gijs Dingemans Jezus’ doop als het moment waarop Jezus de Messias wordt en zich aan de wereld toont als het menselijk gezicht van God. Jezus wil mens onder de mensen zijn. Een andere bekende theoloog, Thom Naastepad, gaf, vanuit diezelfde gedachte zijn commentaar op het evangelie van Marcus de titel ‘Menswording’ mee. Het is in de ogen van Naastepad niet voor niets dat Marcus zijn evangelie begint met de doop van Jezus. Vanaf het begin is de boodschap duidelijk. Jezus wil een mens onder de mensen zijn. En deze mens bij uitstek loopt nergens voor weg.
Nergens voor weglopen
Daar kan ik iets mee, bedacht ik me, toen ik in die eerste weken van het nieuwe jaar een thema moest bedenken voor de veertigdagentijd. Dankzij het verhaal van Jezus’ doop, en het lezen van de commentaren van Dingemans en Naastepad, kwam ik al snel uit op het thema ‘Nergens voor weglopen’. Net als die mens bij uitstek, Jezus, die in zijn leven als mens nergens voor wegliep. Een verhaal dat begint bij zijn doop en eindigt met Pasen. Eerst dacht ik ook aan het thema: ‘Nergens voor terugdeinzen’, maar daar kwam ik al snel op terug. Jezus is in de verhalen die we op weg naar Pasen lezen geen roekeloos figuur die nergens voor terugdeinst. Er zijn juist momenten dat hij terugdeinst en twijfelt. Maar toch loopt hij als mens niet weg, omdat hij steeds opnieuw het gevoel heeft dat hij iets kan doen. Huub Oosterhuis omschrijft het prachtig in zijn leerdicht ‘Hier Aanwezig’ waar ik in de veertigdagenvespers uit zal lezen:
Jezus bad en hij bedacht: ik kan iets doen,
één nietig mens, niets meer, maar wel een mens –
alles begint met één, ik ben er één,
begin met mij en velen zullen volgen.
Eén die de doem van kwaad tot erger breekt.
Misschien huiverde hij, moet ik die ene zijn.
Mens om wie ik hoop
Een mens die nergens voor wegloopt en daarmee de doem van kwaad tot erger breekt. Die mens volgen wij de komende weken op weg naar Pasen. Oosterhuis dicht daarover:
Die mens is het om wie ik hoop wat ik niet denken kan:
Dat het toch goed komt ooit met deze wereld
Om wie ik denk dat dood niet eeuwig duurt.
Dat vieren we straks met Pasen!
Ds. Bertjan van de Lagemaat