Omstreeks 1525 werd Adriaan van Haemstede in Zierikzee geboren. Hij zou afstammen van de graven van Holland. Na een studie in Leuven wordt hij in 1556 predikant in Oost- Friesland. Daarna gaat hij naar Antwerpen, waar hij 2000 mensen zou hebben gevormd. Het is aannemelijk dat hij daar de Geschiedenis van de Belgische martelaren heeft geschreven die in 1559 werd gedrukt en vele herdrukken beleefde. Op verzoek van vooraanstaande burgers, bang voor vervolging, had hij aan huis over het evangelie gesproken. De kerkenraad, hierin niet gekend, vreesde verwaarlozing van de gewone gemeente en vond dat deze personen de kerkdienst hoorden bij te wonen. Van Haemstede gaf niet toe o.a. omdat deze groep zwaarder getroffen zou worden bij verbeurdverklaring van hun goederen.
Als er een prijs op zijn hoofd wordt gesteld vlucht hij in 1558 naar Aken. Dat hij geen volbloed Calvinist was blijkt uit de belijdenis die hij daar opstelt, die steunde op Melanchton en Zwingli. Sommigen ontdekken er ook sympathie met de dopersen in.
Toen koningin Elizabeth op de troon kwam in Engeland ging hij begin 1559 daarheen als eerste predikant op verzoek van enige Zuid-Nederlanders maar zonder officiële opdracht. Hij begint met huisdiensten en weet een kerkgebouw te organiseren. Wanneer later Wouter Delenus en Utenhove arriveren en de teruggave van Austin Friars plaatsvindt, wordt ook Van Haemstede als predikant verkozen. Kort daarna besluit de koningin dat de wederdopers het land uit moeten, waarop Van Haemstede het voor de rustige aanhangers van Menno Simons opneemt (maar niet voor de revolutionairen). De kerkenraad, die de pas verkregen toestemming van de koningin niet wilde verspelen, zat klem toen er een klacht binnenkwam dat Van Haemstede vergaderd had met wederdopers. Hij erkende dat hij hen uit broederlijke gezindheid had geholpen, omdat ze ook christenen waren, al deelde hij hun mening niet. Hij weigerde hen te verketteren en drong aan op soepelheid omdat de verschillen niet groot genoeg waren om hun de zaligheid te ontzeggen. Toen kwam ook naar voren dat hij niet voor de kinderdoop was en vond dat dit en de maagdelijke geboorte niet tot de hoofdpunten van het geloof behoorden. Dit alles leidde tot een felle tegenstelling met de gehele rest van de kerkenraad. Van Haemstede weigert te komen nadat hij officieel is opgeroepen voor een gesprek. Als hij uiteindelijk toch komt is hij stug en zegt weinig. Aangesproken op zijn afwezigheid bij vele kerkenraadsvergaderingen werpt hij een handvol geld op tafel; er stond een boete op afwezigheid. Mede door zijn eigengereide gedrag escaleert het conflict en wordt Van Haemstede geschorst. De kerkenraad schakelde het overlegorgaan van de buitenlandse kerken in maar Van Haemstede wilde noch het gezag van de Nederlandse kerkenraad, noch dat van de Franse kerk erkennen en beriep zich op de bisschop van Londen. In diens gezelschap nam Van Haemstede een verzoenende houding aan. Hij wilde echter alleen schuld bekennen als hij in een openbaar dispuut van zijn ongelijk zou worden overtuigd (en hij was welbespraakt), maar dat werd geweigerd. Op 17 november 1560 werd hij door de bisschop van Londen geëxcommuniceerd en moest hij binnen een maand het land verlaten.
De boot waarmee hij, zijn zwangere vrouw en drie kinderen in december vertrokken leed schipbreuk bij Hoek van Holland. Een strandvonder trof hen en goederen op het strand aan; ze zeiden dat ze op weg naar Emden waren. Het hoofd van de strandvonders kwam pas vele uren later en toen waren ze al gevlucht. De volgende dag bleek uit de papieren over wie het ging en dat de boeken van reformatoren waren. Een opsporingsbevel werd uitgevaardigd maar Van Haemstede bereikte begin februari Emden. Daar baarde zijn vrouw een drieling waarvan er één stierf. Van Haemstede werd predikant in Oldersum, Oost-Friesland.
Toen hij in 1562 hoorde dat de opinie in Londen veranderd zou zijn vertrok hij. Weliswaar had hij in Emden ruzie gekregen, maar hem was toch een brief meegegeven voor de predikanten van Austin Friars. Hij opende deze en maakte de inhoud openbaar bij aankomst in Engeland, voordat hij de brief overhandigde. Hij bezocht toen ook een kerkdienst in Austin Friars. Hij weigerde echter een acte van herroeping te tekenen en werd toen opnieuw geëxcommuniceerd. Hij vertrok op 19 augustus en overleed kort daarna in Oost- Friesland. Hoewel Van Haemstede geen steun vond bij de kerkenraad, kreeg hij deze wel van de gemeente. Velen meenden dat hij te streng was behandeld en dat de vrijheid van het woord in het gedrang was gekomen. Zijn overlijden maakte een martelaar van hem. In totaal spraken 31 leden zich openlijk uit tegen het beleid van de kerkenraad onder wie vluchtelingen voor ketterprocedures en welgestelden (uit Antwerpen?), maar het aantal sympathisanten was vast en zeker groter. Deze groep schreef brieven naar Antwerpen en Emden. De kerkenraad was zeer ongelukkig over dit alles. Uiteindelijk werden tien leden geëxcommuniceerd omdat ze weigerden toe te geven dat Van Haemstede dwaalde. Sommigen vertrokken naar de Engelse kerk. Jaren later is de nasleep hiervan nog te merken. In de loop van de tijd verzoenden verscheidene leden (sommigen op hun sterfbed) zich weer met de Nederlandse Kerk. De gevolgen van dit conflict, en enige andere van minder belang, waren hoogst ongelukkig. De kerkenraad spendeerde een groot deel van zijn tijd aan pogingen tot verzoening. Die tijd kon niet besteed worden aan de vele gemeenten in de Lage Landen die dringend hulp nodig hadden. Bovendien was het gezag van Austin Friars geschaad, zodat er waarschijnlijk minder vaak raad werd gevraagd. De persoon van Van Haemstede heeft bijgedragen aan het bittere verloop. Wij zijn geneigd te denken dat er weinig tolerantie was, maar dan onderschatten we mischien de felheid van de verschillen in geloofszaken tegen de achtergrond van vervolging en vergeten de zwakke positie van de kerkenraad ten opzichte van de Engelse overheid. Gelukkig is het in later jaren in Austin Friars belangrijker geworden te letten op wat verbindt dan op wat ons scheidt.