Jan Utenhove

Levensloop
Jan Utenhove is omstreeks 1520 in Gent geboren in een gezin van vooraanstaande burgers. Hij studeert aan de universiteit van Leuven. In 1543 is hij betrokken bij de opvoering van een ketters toneelstuk. Kort daarna vlucht het gezin naar Aken, waar hij meewerkt aan het stichten van een Waalse gemeente. In 1545 wordt hij verbannen uit Zuid-Nederland en worden zijn goederen verbeurd verklaard, maar hij zou een deel hebben weten te redden. Dat jaar vertrekt hij naar Straatsburg waar hij o.a. Bucer ontmoet. Hij bestudeert daar de psalmen en komt ook in contact met Datheen en de Franse kerk. In 1548 is hij korte tijd in Canterbury, als gast van aartsbisschop Cranmer, om te helpen de Franse gemeente op te zetten, de eerste vreemdelingenkerk in dit land. Daarna keert hij terug naar het continent. In Zürich wordt hij door Hooper geïntroduceerd bij Bullinger. Hij brengt een kort bezoek aan Genève om Calvijn te spreken. Op de terugweg treft hij in Straatsburg Laski. Door zijn omgang met al deze reformatoren, met wie hij – meestal in het Latijn – een drukke correspondentie onderhoudt, wordt hij theologisch geschoold.

Weer terug in Engeland eind 1549 is hij van plan met Hooper mee te gaan naar Gloucester, waar deze bisschop wordt. Maar dan neemt hij een beroep van Austin Friars aan om ouderling te worden. Kort nadat in 1550 het Charter is verleend schrijft Utenhove een uitvoerige brief aan Calvijn, waarvan een groot gedeelte hier volgt: “Wij hebben enkele dingen verkregen, die wij niet verwacht hadden… In de eerste plaats gebruiken wij samen de kerk van de Augustijner monniken,… Het zuivere Woord mag er in verkondigd en de sacramenten bediend worden naar de instelling van Christus de Heer, zonder enige superstitie. Ook de kerkelijke tucht naar het Woord Gods is ons geoorloofd. Daarenboven – wat niet gevraagd is – wij hebben niets te doen met één der bisschoppen, zelfs niet met die van Londen, wat hen maar al te zeer tegen de borst stuit. Ja, aan hem en aan de overige bisschoppen en aartsbisschoppen van het rijk, aan de Mayor, de schepenen en de aldermen van Londen is bevolen en ten strengste geëist, dat zij zich op geen wijze met onze kerken zullen bemoeien, maar dat zij het aan ons zelf moeten overlaten op onze wijze te handelen en de zaken in te richten, ook al wijken wij in ceremonieën en kerkgebruiken af van de Anglicaanse. … De verkiezing van predikanten, ouderlingen en diakenen berust geheel bij de gemeenten maar de verkozen predikanten en ook de superintendent moeten aan de koning ter bevestiging worden voorgedragen… Het betekent voorwaar niet weinig, dat wij vrij zijn van het juk der bisschoppen en daarvoor zij de Heer geprezen tot in eeuwigheid. Amen.”

Utenhove is actief betrokken bij de liturgie van Austin Friars. Hij vertaalt psalmen om in de kerkdienst gezongen te worden; eerst 25 in 1551 en geleidelijk steeds meer. Vanaf 1551 worden deze in de kerkdienst gebruikt. Later, in 1571, wordt de psalmbewerking van Utenhove vervangen door die van Datheen. Alleen Londen en Sandwich gebruikten die toen nog niet, maar in alle andere Nederlandse gemeenten werd de versie van Datheen geprefereerd. Hij gebruikte de melodieën van Genève en Straatsburg, die gemakkelijk te zingen zouden zijn. Ook werd het Nederlands van Utenhove wat stroef gevonden. Maar de doorslag gaf dat de vele nieuwe vluchtelingen uit de Lage Landen alleen Datheens psalmen kenden. Intussen moest Utenhove na de troonsbestijging van koningin Mary vluchten naar Denemarken om uiteindelijk in Emden aan te komen. Bij het vertrek uit Engeland werd Psalm 2 gezongen. Utenhove heeft de omzwervingen van Denemarken naar Emden in detail beschreven. Vanuit Emden schrijft hij: “Ik denk niet dat onze Nederlandse natie vóór deze tijd ooit een gemeente gehad heeft waarin het woord van God zo zuiver gepreekt en de sacramenten zo oprecht uitgereikt werden als bij ons in Londen.”

In Emden liet hij in 1557 op eigen kosten het door hem uit het Grieks vertaalde Nieuwe Testament uitgeven. Dat werd een faliekante mislukking, enerzijds omdat het drukwerk niet erg goed werd uitgevoerd, maar vooral vanwege zijn Nederlands (hij was waarschijnlijk beter in het Latijn). Hij raakte hierdoor in financiële moeilijkheden. (Na zijn dood zal zijn weduwe van de kerk ondersteuning krijgen.) Later wordt deze vertaling door Dyrkinus verbeterd zodat die in 1559 deel uitmaakte van de Deux-Aesbijbel. Utenhove zal zijn hele leven blijven vertalen, vooral uit het Latijn (de publicaties van Laski), maar ook in het Latijn, namelijk om Nederlandse testamenten rechtsgeldigheid te geven voor de Engelse overheid. Ook vertaalde hij in of uit het Frans en van de in het Oost-Fries geschreven catechismus maakte hij een Nederlandse versie. In 1557 gaat Utenhove samen met Laski op weg naar Frankfort, vanwaar ze naar Polen reizen. Daar trouwt Utenhove met Anna de Grutere de Lanoy, eveneens uit Engeland naar Denemarken gevlucht. Wanneer eind 1558 koningin Mary is overleden gaat Utenhove terug naar Londen, met het Charter. Daar is al een vergeefse poging ondernomen om de kerk terug te krijgen. Utenhove zet zich hiervoor in met Petrus Delenus, de zoon van Wouter Delenus, met Micron de eerste predikanten. Petrus was toen waarschijnlijk hulpprediker.

De tweede poging slaagt, maar de functie van superintendent wordt ingenomen door de bisschop van Londen. Ondanks slechte gezondheid wordt Utenhove opnieuw tot ouderling verkozen. Daardoor waarborgde hij de continuïteit. Micron en Wouter Delenus waren al overleden en Laski stierf kort nadat koningin Elizabeth de toestemming had verleend. Dat het toezicht van de bisschop van Londen, toen Grindal, ook voordelen had bleek bij het bittere dispuut met ds. Van Haemstede. In de jaren 1563 en 1564 speelde Utenhove een cruciale rol om de handel in wollen weefsels van Antwerpen naar Emden verplaatst te krijgen. Utenhove stierf in 1565, net voor de publicatie van de door hem berijmde vertaling van alle psalmen. Hij is vast en zeker één van de meest indrukwekkende ouderlingen die Austin Friars ooit gekend heeft.

Kees Knook